Reistest: Triumph Tiger 1200 GT Explorer


Het blijft knokken, daar in de categorie van de zware adventuremotoren. Niet om de eerste plaats, want aan de heerschappij van de Duitse Gelände/Straße lijkt weinig te doen. Wel om de plekken daaronder. Zowat elk merk mengt zich in de strijd, en wie niet hopeloos achterop wil raken, brengt best geregeld wat vernieuwing in z’n aanbod.

De Triumph Tiger 1200 is misschien wel de meest rechtstreekse concurrent van koning GS. Met het verdwijnen van de Yamaha Super Ténéré en de Honda Crosstourer is dat namelijk de enige resterende concullega met cardanaandrijving. De Moto Guzzi V85 TT doet het ook met een cardan, maar hoort met z’n 850 cc in het middensegment der adventures.


De zwaarste allroad uit de Triumph stal zag in 2012 het levenslicht als Triumph Tiger Explorer, kreeg in 2018 een grondige update en werd omgedoopt tot Tiger 1200, en reïncarneerde in 2022 voor een derde keer.

Het team uit Hinckley begon voor die herrijzenis met een schone lei en bouwde een volledig nieuw model. Als basis kozen ze de 1.160 cc driecilinder van de Speed Triple, waarvan de ontstekingsvolgorde en de kruktappen bijgesleuteld werden. Die aanpassingen moeten zorgen voor een sterker vermogen onderin, terwijl het vermogen in het middengebied en hogere toerentallen onaangetast blijft.

Ook het frame, de cardan en het design werden herbekeken, waarbij onder andere Lees verder

Test: Yamaha Tracer 9

Fans van triples die de voorbije jaren op zoek waren naar een middenklasse sporttourer, die hadden niet zo heel veel keuze. In 2007 kwam de Triumph Tiger 1050 Sport op de markt, en dat was eigenlijk je enige optie tot in 2015 twee nieuwe modellen op het toneel verschenen: de Yamaha MT-09 Tracer (in 2017 omgedoopt tot Tracer 900) en de MV Agusta Turismo Veloce. Dat lijstje van drie was echter van korte duur want in 2016 stopte de productie van de Tiger Sport.

In 2020 onthulde Yamaha de opvolger van de Tracer 900. Naast een welgekomen facelift en twee nullen minder op z’n identiteitskaart, werd de nieuwe Yamaha Tracer 9 ook onderhuids stevig onder handen genomen. Net op tijd, want in 2021 dook er plots een derde middenklasse triple sporttourer op in het lijstje: de Triumph Tiger 850 Sport.


Met beide concurrenten hebben we nog niet gereden, en eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat een ander model een stuk hoger op het verlanglijstje staat: na een zeer overtuigend weekje met de Triumph Trident 660 zijn we ten huize Jean Le Motard erg benieuwd naar diens sporttourbroertje de Tiger Sport 660.

Maar terug naar de orde van de dag: de Yamaha Tracer 9. Na onze test van z’n voorganger was ik – op wat detailkritiek na – helemaal mee met wat de Japanners me hadden voorgeschoteld. Alleen de looks, die waren twee jaar na z’n introductie eigenlijk al passé.


Gelukkig kan je met de nieuwe looks van de Tracer 9 wel weer buitenkomen. Hij oogt fris, scherp en sportief, en vertaalt daarmee perfect het karakter van de motor. De bombastische handkappen van de Tracer 900 werden ingeruild voor minder overdreven exemplaren, en de slanke LED-richtingaanwijzers geven extra verfijning. Enkel het achterlicht en de Lees verder

Test: Triumph Trident 660

“Ah, daar zijn ze ermee.” Dat schoot door mijn hoofd toen Triumph de nieuwe Trident aankondigde. Want is het niet logisch dat Triumph met haar rijke triple-geschiedenis ook in het huidige gamma een “klassieke” driecilinder naked aanbiedt?

De nieuwe Triumph Trident 660 is de derde Trident-generatie. Van 1968 tot midden jaren ‘70 en in de nineties bouwde Triumph haar twee eerste generaties. De nieuwe generatie kreeg een 660-motorblok zoals z’n naam verklapt.

Dat blok verschilt danig van dat van de Street Triple S waarin ook een 660 cc hart bonst. Uiteraard neemt de motor van de Trident onderdelen over van de Street, maar een kleine 70 nieuwe componenten zorgen voor een ander karakter. Terwijl de driecilinder van de Street vooral de nadruk legt op sportief topvermogen, mikt de Trident op de lagere en middentoeren. Dat zie je ook in de cijfers: 64 Nm en 81 pk voor de Trident, 66 Nm en 95 pk voor de “kleinste” Street.

Naast een nieuw motorblok toverde Team Triumph een volledig nieuw design uit haar hoed. De ronde led-koplamp is een vette knipoog naar de eerdere Trident-generaties, de tank met beklede knie-uitsparingen versterkt de klassieke look. Retro wordt het echter niet. Het geheel oogt best sportief, al blijft Lees verder

Reistest: Triumph Tiger 900 Rally Pro

Vorig jaar zwaaiden we de Triumph Tiger 800 vaarwel want Triumph onthulde de volledig nieuwe Tiger 900. Volledig nieuw, jawel, want nieuw motorblok, nieuw frame, andere remmen en vering, vernieuwde display …

Toen het persbericht binnenliep was het nochtans geen liefde op het eerste gezicht. De dubbele koplamp vond ik de 800 knap staan. De 900 gooit het over een andere boeg en het deed me niet onmiddellijk wat. Maar hey, een test zou me misschien op andere gedachten brengen. Dus: even ertussenuit met de Tiger 900 Rally Pro, vijf dagen naar de Moezel (het verslag daarvan vind je hier).

Liefde op het tweede gezicht?

Foto’s doen de werkelijkheid soms onrecht aan, dus ik was benieuwd of de vonk zou overspringen bij onze eerste ontmoeting. Helaas, ik voelde niks. Iets met verhoudingen. De koplamp lijkt wat te klein en heeft minder ballen dan het exemplaar van z’n voorganger. Het achterlicht op zich is oké maar werd in een plompe constructie verwerkt … En ook al wijkt de tank met z’n schuin naar voor hellende vorm minder af van de Tiger 800, en is de afwerking helemaal naar Triumph maatstaven (lees: piekfijn), toch blijf ik op designvlak op m’n honger zitten. Jammer want de 800 vond ik bij de knapste allroads horen.

In onze laatste review van de Tiger 800 (de XCa in 2018) haalden we een aantal verbeterpunten aan. We misten een quickshifter op de optielijst, de bandenkeuze was verouderd, tubeless banden leggen was onmogelijk, en mocht hellingshoektechnologie ook niet stilaan verschijnen op deze allroad? Triumph maakte er met de nieuwe Tiger allemaal werk van. Tenminste, als je voor het juiste model kiest.

Net als bij eerdere generaties is de Tiger 900 Lees verder

Dubbeltest: BMW F 850 GS versus Triumph Tiger 800 XCa

Dit is de allereerste dubbeltest op Jean Le Motard en een gepaster duo dan de Triumph Tiger 800 XCa en de BMW F 850 GS hadden we daarvoor niet kunnen kiezen. Want zowel Jean als Jan F hebben een verleden met de voorgangers van deze twee nieuwelingen.

Jan F kocht in 2015 een Tiger 800 XCa, waarop intussen 37.000 km staat. Onder meer een allroadtrip naar de Alpen, een modderig weekend in de Ardennen en een weekje Sierra Nevada staan op het palmares van Jan z’n Tiger.

Jean ruilde in 2016 z’n BMW F 650 GS in voor een tweedehands 800 GS. Intussen tikte de teller zo’n 60.000 km aan, onder andere tijdens datzelfde vettige Ardennenweekend of recenter nog tijdens Endurofuns Midzomerrit.

Je kan daarom gerust zeggen dat Jan en Jean ervaringsdeskundigen zijn. Hieronder lees je dus niet enkel een vergelijking tussen de Brit en de Duitser, we kijken ook naar de progressie die dit duo maakt op hun voorgangers.

Pijnpunten

Jean: “Progressie kon er bij BMW zeker gemaakt worden. Hoe graag ik ook met m’n 800 GS rijd – want in mijn ogen is het een uitstekende allrounder – hij heeft wel wat punten die beter kunnen. Voor mij persoonlijk zijn dat:

– De remmen: Op oneffen ondergrond zoals kasseien weten ze vaak niet of ze moeten bijten of het ABS z’n gang moeten laten gaan.
– De vering: Te slap over het algemeen. Op asfalt valt vooral op hoe onwaarschijnlijk hard hij induikt bij een fors remmanoeuvre.
– Het geluid: Daar word je echt niet warm van.
– De power: Best oké maar je begint stilaan te voelen dat dit geen recent ontwikkeld blok is.
– De gasaanname: Beetje last van aan-uit-effect. In combinatie met de vering geeft dat de motor een nogal schichtig karakter.”

Jan: “Het zalige blok, de perfecte versnellingsbak en de geweldige WP-vering maken van mijn Tiger een heerlijke motor. Alleen de windbescherming stoort me al drie jaar. Turbulenties alom! Een aftermarketoplossing bood een beetje soelaas maar het is nog altijd niet je dat. De remmen kunnen ook beter, die zijn nogal sponzig. En als we dan toch bezig zijn: sommigen klaagden dat de Tiger durft stilvallen in eerste versnelling, vooral dan offroad. Is het niet, Jean?

Om te ontdekken of deze pijnpunten op de nieuwe modellen verdwenen zijn, trokken we naar Luxemburg. Daar werden we getrakteerd op een rijkelijk arsenaal weg- en weersomstandigheden. Van zon tot regen, van saaie autostrade tot geweldig bochtenwerk. Geen offroad helaas, want een van de constructeurs zei “nein”.

Van BMW kregen we een bijna full-option 850 GS mee, van Triumph een XCa in standaardplunje.

Jan: “Voor wie er niet mee vertrouwd is: het Tiger 800 gamma is opgesplitst in de straatgerichte XR-modellen en de offroad gerichte XC-modellen. Daarbinnen heb je een aantal uitrustingsniveaus waarvan de XCa op het hoogste (en duurste) schavotje staat. Lees: met de XCa wordt een bezoekje aan de optielijst overbodig.”

Stoplichtsprintjes

Jean: “Terwijl de Tiger op het eerste zicht nauwelijks veranderde, pakt BMW overduidelijk uit met een volledig nieuw model. Daar laat het design geen twijfel over bestaan.”

Jan: “Maar laat ons beginnen met het blok. De 850 GS kreeg een gloednieuwe 853 cc tweepitter met een vermogen van 95 pk. Dat zijn tien pony’s meer dan bij de 800 GS. Er is ook meer koppel: 92 Nm bij 6.250 toeren. Een toename van negen stuks ten opzichte van z’n voorganger, maar belangrijker: de Tiger 800 piekt later en minder hoog: 79 Nm bij 8.050 toeren.”

Jean: “Dat verschil voel je. De 850 GS is een pak vinniger dan de 800 GS. Sterker onderin, feller in de middenzone en meer power in het hogere toerenbereik. Daardoor doet hij veel minder kleine GS aan dan de 800. En ook de Tiger 800 komt in vergelijking minder potent voor de dag.”

Jan: “Zonder grondige Tiger-kennis bespeur je het misschien niet, maar de Tiger 800 kreeg een nieuw scherm, nieuwe lichten, een nieuw dashboard en bedieningsknoppen, nieuwe spiegels en een nieuw geluid. Daardoor had ik echt het gevoel op een andere motor te zitten dan m’n eigen Tiger: als je in het zadel zit, is alles wat je ziet en hoort anders.”

Jean: “Ook het blok is vernieuwd. Triumph beweert dat het een responsievere vermogensafgifte heeft. Is daar iets van te merken, Jan?” Lees verder

Kort getest: Yamaha Niken

Paar weken geleden, een berichtje van Maxxmoto. “Jean, testdag met de Niken. Goesting?” De Yamaha Niken? Dat driewielig creatuur dat online wordt uitgescholden voor Multipla der motorfietsen? En of dat ik goesting had! Want ging Yamaha echt zo’n controversiële machine op de markt brengen als ze er niet rotsvast in geloofden? En de reacties, foto’s en filmpjes na de eerste persintroductie logen er ook niet om. Ik dus, samen met een tiental andere nieuwsgierigen, naar Tubize voor een speeddate.

Hoe je het ook draait of keert, de Niken heeft een merkwaardige smoel. Niet evident om aan die drie wielen te wennen. En een beetje logisch dat mensen afknappen op basis van de looks alleen. Wie wil nu twee wielen vooraan als je een motorrijbewijs hebt? Vooroordelen aan de kant, het halfuurtje theoretische intro uitzitten en dan: rijden!

De eerste meters Lees verder

Test: Triumph Street Triple RS

In 2014 was de Street Triple een van m’n favoriete testmotoren van dat jaar. Drie jaar later is hij nog steeds een van m’n favoriete testmotoren tout court. Dus toen Triumph een grondige update van deze pittige naked onthulde, stond ik te popelen om dat nieuwe speelgoed te proberen.

De nieuwe Street Triple verschilt geen klein beetje van z’n voorganger. Het driecilinderblok werd grondig vernieuwd en kreeg een grotere longinhoud: van 675 cc naar 765. De gaskraan wordt vanaf nu bediend via ride-by-wire. Tractiecontrole krijg je standaard. En ook z’n uiterlijk werd bijgeschaafd. De dubbele vijfhoekige koplamp van het vorige model, die de Street-fans van het eerste uur nogal kritisch onthaalden, werd lichtjes afgerond. Ziet er in mijn ogen een pak beter uit. Alleen het kontje vind ik wat karakterloos in vergelijking met z’n markante kop.

Drie maal triple

Wie een Street gaat shoppen, krijgt mogelijk met keuzestress te maken want: drie uitrustingsniveaus om te wikken en te wegen. Te beginnen met de S, de instapversie. 113 pk, wat 7 hengsten meer is dan de vorige generatie. De lcd-display van de vorige Street kreeg een upgrade, en met Road en Rain beperkt Triumph de rijmodikeuzestress tot twee. Prijs: 9.380 euro in België en 10.500 euro in Nederland.

Een flinke stap hoger op het schavot staat de R. 118 pk en 77 Nm, wat 4 Nm meer is dan de S en 9 meer dan de voorganger. De lcd-display wordt ingeruild voor een 5” TFT-kleurendisplay, de niet-regelbare Showa SFF voorvork wordt vervangen door de volledig instelbare SF-BPF, de enkel qua voorspanning regelbare Showa monoshock achteraan maakt plaats voor een volledig instelbare, de rijmodi worden verdubbeld (Road, Rain, Sport en Rider) en aan je linkerduim verschijnt een handige joystickbutton. En de remmen zou ik nog vergeten: op de R zitten vooraan Brembo M4.32 radiale monoblocs met 4 zuigers, terwijl dat op de S Nissins met 2 zuigers zijn. De ABS is vanaf de R uitschakelbaar. En slipkoppeling, dat komt er ook nog bij. Prijs: 10.580 euro in België en 11.900 euro in Nederland.

En dan belanden we bij de topversie, de RS. De paardenstal wordt nog verder uitgebreid tot 123 pk, maar de newtonmeters blijven gelijk, hoewel ze bij de RS later vrijkomen (10.800 toeren bij de RS, 9.400 toeren bij de R). De voorvork wordt een volledig regelbare Showa BPF, achteraan zien we een Öhlins STX40 monoshock (uiteraard ook volledig instelbaar), de Brembo’s vooraan luisteren naar de naam M50. Verder krijg je er ook nog een quickshifter bovenop, een extra rijmodus (Track) en een laptimer. Prijs: 11.880 euro in België en 13.400 euro in Nederland.

Met die RS mocht ik een weekje gaan sjezen en oh, wat was het een blij weerzien. De Street Triple is nog altijd een speelse motor die je zo mak als een lammetje langs een flikkencontrole kan leiden, om 50 meter verder weg te stuiven als een op hol geslagen stier met een legertje in rood gestoken torero’s in het vizier. Om maar te zeggen, beschaafd of ultrasportief, het kan allebei.

Van stapvoets tot racen op Mettet

Traag rijden is geen evidentie met de Street, en dan bedoel ik dat het vooral van de bestuurder heel wat beheersing vraagt. Nochtans laat een stapvoetse Street zich perfect in toom houden en is de gasreactie onderin allesbehalve nerveus. Constante snelheden rond de 2.000-3.000 toeren vindt hij echter maar niks. Dan voel je ‘m schudden. En bij trage manoeuvres voel je dat z’n gewicht in de neus zit en sturen niet bepaald licht aanvoelt. Dat gevoel verdwijnt volledig van zodra de gaskraan verder open mag. En per slot van rekening koop je een Street Triple niet om traagheidsrecords te breken.

Om de sportieve kant van de nieuwe Street te ontdekken trok ik een dagje naar het circuit van Mettet (korte impressie daarvan alhier). Een vrij technisch, bochtig circuit, waar deze triple duidelijk in zijn sas was. Hij heeft Lees verder