“Zeg Jean, moet ik niet eens een motor voor u testen?” “Regelt ge mij ook ‘s een motor voor zo’n circuitdag, Jean?” Spontaan solliciterende motorvrienden heb ik in overvloed. Niet dat ik dat erg vind, maar als ik antwoord: “Geen probleem, maar ik wil achteraf wél een uitgeschreven verslag”, dan wordt het stil. Tot onlangs. Jan F diende me van repliek. En zo komt het dat Jean Le Motard van een soloblog transformeert tot een teamblog.
Het eerste artikel van Jan F – over een trialtraining bij een tienvoudig trialkampioen – staat intussen online. Maar wie is Jan F? Wat doet hij? Wat drijft hem? Tijd voor een interview.
Dag Jan, wil je jezelf even kort voorstellen?
Jan F: Ik ben dus Jan. 42 jaar. Geboren en getogen in de Antwerpse Kempen. Uitgeweken naar Gent. Baard. Soms geen baard. Nogal een motorfreak.
Ik maak mezelf graag wijs dat er nog andere leuke dingen te doen zijn, buiten het motorrijden. In mijn hoofd maak ik dan plannen om te gaan mountainbiken of wandelen. Maar om een of andere reden heb ik altijd een excuus om toch op een motor te springen.
Enkel voor een verre reis laat ik de tweewieler staan, want een beetje wereldburger ben ik wel. Als ik kan duiken op zo’n reis, ben ik echt content. Moto’s, reizen en duiken in de tropen zijn mijn passies.
Wanneer is jouw motorverhaal gestart?
Jan F: Op de dag dat ik 16 jaar werd. Al mijn kameraden waren een beetje ouder en reden al met brommertjes toen ik nog met de fiets moest volgen. Ik wilde met mijn eigen Honda Camino kunnen rijden. Ik heb twee jaar vakantiewerk gedaan om die te kunnen betalen.
Niet veel later staken we er een andere cilinder in. Uiterlijk niks aan te zien, snel reed dat wel. Te snel. Twee weken voor mijn achttiende verjaardag werd ik gepakt door de politie en was het gedaan met de Camino.
En daarna ging je voor het echte werk?
Jan F: Inderdaad. Ik vier dit jaar de twintigste verjaardag van mijn motorrijbewijs. Heel erg veel reed ik overigens niet, die eerste jaren. Te veel andere hobby’s. Te weinig interesse van het lief. Op het moment dat er een zoon bij kwam werd de motor helemaal niet meer van onder het stof gehaald.
De laatste jaren is dat serieus veranderd. Enkele gebeurtenissen in mijn leven maakten van de motor zo’n beetje mijn therapie. Dat waren de enige momenten waarop ik alles even kon loslaten en aan niets anders moest denken. En dat deed ik dan ook vaak. Zalig.
Ondertussen is alles weer koek en ei, maar het vele motorrijden is gebleven. Meer zelfs, het neemt nog steeds toe! 2018 lijkt nu al volledig in het teken van de motor te zullen staan.
Kan je al wat van je plannen voor 2018 verklappen?
Jan F: Er staan al een aantal dingen op het programma. Het begint met een week gaan rijden in de Sierra Nevada in Spanje. Daarna volgen nog een wheeliecursus, een allroadtraining, een circuitdag op Mettet en een enduroweekend in Frankrijk. En dan moet de zomer nog beginnen.
Maak je misschien stilletjes ook grote motorplannen voor de toekomst?
Jan F: Grootse reisplannen zijn er genoeg. Mijn droom is om samen met mijn zoon met de motor naar Bangkok te rijden wanneer hij twintig wordt. Nog maar twaalf jaar wachten.
Wat is je mooiste motorherinnering?
Jan F: Dat blijft de offroad Alpenreis die we samen deden. Ik was daarvoor al onroad in de Alpen geweest en hoewel dat ook super is, blijft offroadrijden heel speciaal. Sindsdien ben ik flink gebeten door dat modder- en zandvirus. Ik heb er ook een paar goede vrienden aan overgehouden die ik nog geregeld of ongeregeld zie.
Welke motoren heb je gehad?
Jan F: Het begon met een Yamaha Diversion 900. Zware machine, letterlijk dan. Enkele keren plat gelegd op de oprit. Die heb ik heel lang gehad, naar het einde toe zonder er veel mee te rijden. Toen ik verhuisde stelde ik mezelf voor de keuze: of de motor wegdoen, of een nieuwe kopen en er vaker mee rijden. Ik kocht een nieuwe Yamaha XJ6N. Vaker werd er in het begin niet mee gereden. Tot enkele jaren geleden dus.
In diezelfde woelige periode maakte ik de “fout” van naar een Triumph garage te gaan. De rest is geschiedenis: de XJ6 werd vervangen door een Tiger 800 XCa. Ik zag dat je daar ook mee kon offroaden, wat ik ook deed. Maar het is een dure grap om die vaak neer te leggen. Daarom kocht ik een oude Suzuki DRZ400E: goedkoop, onverwoestbaar en ideaal om de eerste endurostappen mee te zetten. Dat doe ik nu ook in de winter zodat ik het hele jaar door blijf rijden.
Enkele maanden geleden kwam daar na een uit de hand gelopen testrit een Triumph Street Triple 765 RS bij. Dat ding verkoopt zichzelf. Zalig speelgoed, zoals je zelf weet.
Drie motoren, dan kan er nog wel een vierde bij. Welke zou dat worden?
Jan F: Eenmaal je een tweede motor hebt, lijkt een derde geen grote stap meer. Dat is gebleken. De drie die ik nu heb dekken de lading: een enduro voor offroad, de Tiger als allrounder en om mee op reis te gaan, en de Street om op straat te spelen. Een vierde, daar is de garage te klein voor.
Als het wél zou kunnen zou ik voor een rasechte supersport gaan. Ook al heb ik daar nog nooit mee gereden. Maar die zijn zo mooi, meneer. Zeg Jean, moet ik niet eens zo’n motor voor je testen?