(klik hier voor deel 1)
Dag 4, zaterdag 19 augustus
Start: 8u35, Camping Morteratsch, Pontresina (Zwitserland)
Finish: 17u00, Camping Zögghof, San Leonardo in Passiria (Italië)
Afgelegde afstand: 350 km
Afgevinkt: Berninapas, Stelviopas, Umbrailpas, Ofenpas, Pillerhöhe, Timmelsjoch
Gemiddelde snelheid: 55 km/u
Gemiddeld verbruik: 4,9 l/100 km
Bekijk de route op Google Maps.
Na een regennacht wil ’s morgens zowaar de zon even doorbreken. Snel de natte tent inpakken en wegwezen, want de weersvoorspellingen beloven nog steeds niet veel goeds. M’n Aldi-tentje van 30 euro heeft na twintig jaar duidelijk z’n beste tijd gehad. De naden beginnen te lekken en ook het grondzeil sloeg vannacht lek. Tijd dat ik naar een nieuwe tent uitkijk. En hopen dat de volgende nacht droog blijft.
Maar goed, we gaan geen tent shoppen vandaag, we gaan rijden. Eerst het stukje Berninapas dat niet in m’n oorspronkelijke route zat. De bergen spelen verstoppertje achter het wolkendek en laten zich maar af en toe zien. Ik maal er niet om, het zicht op de baan is goed, er is nul verkeer, fijn rijden zo.
De lange afdaling van de Bernina steekt de Zwitsers-Italiaanse grens over en eindigt in Tirano, waar het opvallend druk is. Op naar Bormio via een slaapverwekkende verbinding, tenzij je tunnelfobie hebt. Kilometers en kilometers van dat.
Vandaag doe ik de zuidelijke kant van de Stelviopas en buig dan af naar de Umbrailpas. Het is zaterdag, dus ik verwacht veel volk op deze beroemde pas, vandaar ook dat ik mijn oorspronkelijke route – waarbij ik de Stelvio op zondag zou trotseren – heb aangepast: maandag zal ik pas de volledige Stelviopas, van noord tot zuid, trotseren. Hopend dat de drukte dan minder is.
Toch valt de toestroom op de Stelviopas vandaag goed mee. Ik moet geregeld een auto voorbijsteken omdat het tempo in de haarspeldbochten anders vervelend traag is, maar al bij al had ik meer verkeer verwacht.
De Stelvio verdient z’n bekendheid zonder meer, ja zelfs de iets minder bekende zuidelijke kant. Heerlijke reeks kronkels met een fantastisch uitzicht op het dal en de indrukwekkende bochtenreeks als beloning. Blij dat ik m’n plannen gewijzigd heb en maandag nog ’s terugkom.
Bovenop de Stelvio draai ik de Umbrailpas op en passeer opnieuw de Italiaans-Zwitserse grens. Vanaf hier daal ik tot Santa Maria Val Müstair. Al na een paar bochten is het duidelijk: veel minder volk op de baan hier. Amper tegenliggers. Ik kruis enkel een karavaan oldtimers. Het is weekend, nietwaar? De weg is smaller dan op de vorige passen, dus van mij moet er zeker niet meer volk opdagen. Twee auto’s naast mekaar: het is wringen.
Daarna gaat het naar de Ofenpas. Lage moeilijkheidsgraad, weinig scherpe bochten. Je slingert rustig mee met de brede bedding van de Spöl, omringd door bossen. Mooi.
De zon heeft me tot hier vergezeld, maar als ik het stuur richting Oostenrijk draai, houdt de zon halt. Vanaf hier: regen, regen, regen.
Een haast eindeloos stuk saaiheid brengt me aan de Pillerhöhe. Een kleine pas die ik beklim vanuit Fliess, door de bossen omhoog. Behoorlijk steil en vaak niet breed genoeg voor twee auto’s. Maar wel erg leuk. Blijkbaar onbekend want buiten een verbaasd kijkende boer op z’n tractor en drie motards in de berm met hun duim omhoog kom ik niemand tegen. Of zit iedereen thuis vanwege de regen?
Voor het eind van de dag heb ik de Timmelsjoch gepland. Vanuit Sölden de grens over naar Italië. De noordkant rijdt vlot maar hoe hoger ik klim hoe dichter de mist. Het tempo moet omlaag.
Als ik aan de Mautstelle arriveer (14 euro voor een enkeltje), zie ik nog maar een paar meter voor me uit. Daar gaan de verbluffende vergezichten. Ook de temperatuur is verbluffend. De hele dag niet boven de 15 graden geweest, maar nu zegt het dashboard: 6 graden. Blij met de hand- en kontverwarming van de Tiger.
De mist wil pas van wijken weten als ik al een eind ben gedaald. Intussen heb ik al enkele pittige stukken achter me, maar de spannendste haarspeldbochten (niet alleen vanwege hun moeilijkheidsgraad maar ook vanwege die diepe afgronden) moeten nog komen. Dat ik plots wél zie waar ik aan het rijden ben, zit daar natuurlijk voor iets tussen.
Achteraf gezien had ik de omweg via Oostenrijk kunnen overslaan. Ofenpas links laten liggen, na de Umbrail rechtstreks naar de Italiaanse voet van de Timmelsjoch en dan een retourtje kopen (19 euro). Van de zuidkant tot in Obergurgl en dan gewoon terug. Was zeker zo goed geweest. Al had ik dan nooit de Pillerhöhe ontdekt.
In het dal rijd ik de camping op. Camping Zögghof. Allemaal nieuw, met een kleine leefruimte waar je je potje kan koken. Prijs voor een nacht voor 1 persoon, tent en motor: 19,90 euro. Douchke pakken: gratis. Er is hier vooral plaats voor mobilhomes. Het kleine grasveldje voor tenten is door de hevige regen van gisteren en vandaag een zompige bedoening geworden. Zoeken naar een plekje waar je tent niet 5 cm diep in het water staat.
Maar geen geneut, het regent even niet. Snel die tent rechtzetten op het minst drassige stukje, voor de sluizen terug openen. De wind blaast bij het opzetten m’n buitentent weg, ik krijg direct hulp van een Zweed en een Duitser. De Zweed is samen met z’n lief en hond op roadtrip naar Italië (voor het mooie weer, lacht hij terwijl het opnieuw begint te regenen), de Hamburger (die gepensioneerde Duitser) is op fietstocht: in drie weken van Munchen tot Basel, via een omweggetje langs Italië. Gisteren heeft hij de Jaufenpas gedaan. Best wel vermoeiend, zegt hij.
Dag 5, zondag 20 augustus
Start: 8u40, Camping Zögghof, San Leonardo in Passiria (Italië)
Finish: 17u50, Camping Miravalle, Campitello di Fassa (Italië)
Afgelegde afstand: 277 km
Afgevinkt: Jaufenpas, Passo delle Erbe, Campolongopas, Pordoipas, Sellapas, Gardenapas, Valparolapas, Falzaregopas, Giaupas, Fedaiapas
Gemiddelde snelheid: 45 km/u
Gemiddeld verbruik: 5,5 l/100 km
Bekijk de route op Google Maps.
6u10. De dikke Harley die op 10 meter van mijn tent staat (eigenaar gisteren nergens te bespeuren) buldert de camping wakker. Sympathiek.
8u40. De zon schijnt, het ontbijt zit achter de kiezen. Ik neem afscheid van de sympathieke Zweden waarmee ik tijdens m’n ontbijt nog een babbeltje sloeg. De Hamburger is al de baan op, dus let’s go!
De Jaufenpas is vlakbij. Veel bochten die afwisselen van kort en scherp tot lang en snel. Eens boven de bomen krijg je enorm verre uitzichten. Het is opvallend rustig.
In Sterzing kies ik de autostrade. Twintig kilometer in zuidoostelijke richting, naar de Dolomieten. Ik start met de Passo delle Erbe. Bergop tussen alpenweides, dorpjes en bossen. Opvallend hoeveel slechter het wegdek is dan op de eerdere passen. En als ik stop voor een foto valt me ook op hoeveel auto’s onderweg zijn op dit smalle baantje. Gelukkig rijden ze allemaal richting pashoogte want op de meeste stukken kunnen geen twee auto’s naast mekaar.
Even later wordt duidelijk wat al dat volk hier komt zoeken, want plots duikt de Sass De Putia op. Je krijgt vanop de Passo delle Erbe een fantastisch zicht op deze indrukwekkende rotsformatie.
Daarna slingert de weg naar beneden, naar Antermoia, volgens hetzelfde principe: smal, slecht onderhouden, en met bochten van niet al te hoge moeilijkheidsgraad. En altijd met die verbazingwekkende pieken in het zicht. Moeilijk om je ogen op de baan te houden met zoveel natuurpracht om je heen.
Wat volgt: het mooiste, het meest verbluffende wat ik deze trip al zag. Achtereenvolgens: Campolongopas, Pordoipas, Sellapas, Gardenapas, Valparolapas, Falzaregopas, Giaupas en Fedaiapas. Stuk voor stuk fantastisch, met zwaar geërodeerde berggroepen in grillige vormen die de hoogte inrijzen. Hoe vaak ik “wow!” en “niet normaal” en “ziet dat!” heb geroepen in m’n helm, hoe vaak ik ben gestopt om foto’s te trekken.
Grootste minpunt van deze passen: veel toeschouwers. Maar geef ze eens ongelijk. Bovendien heeft het wegdek ook hier dikwijls z’n beste tijd gehad. Voor de spannende bochten moet je het ook niet doen. Oké, je krijgt zeker een haarspeldbocht links en rechts op je bord, maar bijvoorbeeld de Stelvio is van een heel ander kaliber. Nee, hier kom je voor het sublieme decor. Geen wonder dat dit Unesco werelderfgoed is.
Zijn die passen allemaal zo geweldig? Ik zou durven beweren van wel. Misschien springen de Pordoi, Sella en Fedaia er net iets bovenuit, maar ook de rest heeft zoveel eyecandy per kilometer dat ik ze niet had willen overslaan.
Trouwens, wat die drukte betreft: Campolongo, Pordoi, Sella en Gardena waren erg druk, maar de andere vier waren iets rustiger. Op een weekdag is het waarschijnlijk nog beter te doen. Hou er wel rekening mee dat momenteel de Sellapas op woensdag gesloten is voor gemotoriseerde voertuigen.
Na de Fedaiapas kom ik bijzonder gelukkig (of zelfs lichtjes euforisch) aan op Camping Miravalle. Die lijkt vol te liggen maar toch vindt de receptioniste nog een plekje voor me. Zelfs een plekje mét uitzicht.
Centraal op de camping ligt een groot gebouw met sanitair, waszaal, keuken en zelfs een pizzeria. Alles is goed onderhouden en proper, wat geen evidentie moet zijn met zoveel volk over de vloer. Benieuwd of morgen ook zo’n verbluffend mooie dag wordt.
Pingback: Alpentrip 2017: het verslag (deel 1) | Jean Le Motard